Stichting Qbusfonds is opgericht op 29 december 1977. Het fonds heeft via het ophalen van oud papier en het organiseren
van rommelmarkten een kapitaal opgebouwd en steunt met kapitaalwinsten haar projecten.
Qbus, Vormingscentrum en Jongerencentrum ontstaan en ontwikkeling
door Laurens van Schie, oud directeur VJV Bollenstreek en voorzitter St. Qbusfonds
Inleiding
Zeker al wat oudere Lissers zullen herinneringen hebben aan het voormalige jongerencentrum en Vormingscentrum Jong Volwassenen (VJV) Bollenstreek. Maar wat Qbus nu precies was en waar het voor stond is waarschijnlijk minder bekend. Voor veel Lissers in de eerste plaats een wat alternatief jongerencentrum met een scala van activiteiten en optredens van bekende bands. Maar voor oud deelnemers aan de tientallen cursussen een kleurrijk vormings- of cursuscentrum. Zelf ken ik Qbus vanaf het moment dat ik als 16-jarige scholier door mijn voormalige godsdienstleraar Theo van Langen, inmiddels als jongerenpastor neergestreken in de Bollenstreek, uitgenodigd werd een kijkje te nemen in een nieuw te openen centrum aan de Kanaalstraat 270a. Ik herinner mij nog de uitnodiging voor een kennismakingsbijeenkomst op een zondagmiddag. Dat moet in 1971 zijn geweest. We werden ontvangen in een deel van de bovenruimte van het toenmalige pand van Openbare Werken. De ruimte was gezellig en knus ingericht met allemaal houten zitblokken, de verf nog nauwelijks droog. Deze weinig comfortabele elementen symboliseerden direct het verhaal van Qbus. De zes vlakken van de kubus stonden o.a. voor kreatief, kritisch en kosmopolitisch. In de geest van die tijd geschreven met een K. De ambitieuze plannen met het nieuwe centrum werden gepresenteerd door het bestuur en de idealistische coördinator en oud onderwijzer Jan van Hensbergen. Het toenmalige pand is inmiddels gesloopt en lag ongeveer op de plek van het huidige accountantskantoor Kromhout. Het lokale initiatief in Lisse stond niet op zichzelf maar bouwde voort op een na de Tweede Wereldoorlog gevoelde noodzaak werkende jongeren te vormen tot verantwoordelijke moeders en vaders. De eisen van de tijd vroegen wel om ingrijpende aanpassingen in de roerige jaren zestig. Het jonge Qbus bouwde voort op die idealistische traditie van volksontwikkeling en emancipatie. In dit artikel beschrijf ik ontstaan en ontwikkeling van Qbus tot midden jaren zeventig.
Op de foto van links naar rechts Jan van der Lans, bestuurslid Ruud van Dijk, Martin Herruer, administratief medewerkster Annemieke van der Vlugt, coördinator Jan van Hensbergen en voorzitter Hans de Buisonjé
Vormingscentrum Qbus
Qbus als vormingscentrum, is voortgekomen uit de Mater Amabilisscholen (MAS 1945-1987). De Mas waren bedoeld om jonge arbeidsters van katholieken huize voor te bereiden op het huwelijk en goed moederschap. De wederopbouw vergde de inzet van alle arbeidskrachten, ook die van jonge vrouwen. Gevreesd werd dat het werk in de industrie meisjes geen goed deed, een vrees voor ‘zedelijke verwildering van de massajeugd' heerste alom. De school werd gekoppeld aan het nijverheidsonderwijs voor meisjes (huishoudschool) en kwam in aanmerking voor overheidssubsidie. Werkgevers stonden hier veelal positief tegenover. De aantrekkingskracht van de MAS was groot, niet in de laatste plaats door een voor die tijd ongewoon open seksuele voorlichting. In de tweede helft van de jaren zestig begon landelijk de belangstelling voor Mas met sprongen achteruit te gaan. In de Bollenstreek was dit niet anders. In overleg met de minister van Onderwijs werd het plan opgevat om in een experiment de Mas landelijk om te bouwen tot vormingswerk voor meisjes en jongens: het Vormingswerk Jong Volwassenen voor de leeftijdsgroep van 17 tot 23 jaar. Dit experiment startte landelijk in 1968. In Lisse ging het allemaal wat minder snel. In 1971 verhuist de Mas Lisse vanuit de huishoudschool samen met het pas opgerichte Jongerencentrum Lisse naar een gebouw van Openbare Werken aan de Kanaalstraat 270a. Met toestemming van de Minister van Onderwijs start het VJV. In 1972 treedt het bestuur van o.a. de directrice Huishoudschool, de directeur van de Middelbare School en de notaris af en draagt haar verantwoordelijkheden over aan het bestuur van de Stichting Jongerencentrum Lisse. Dit bestuur besluit na enige tijd om de scheiding tussen de vormingsactiviteiten door de week en het jongerencentrum in het weekend op te heffen en verder door het leven te gaan als “vormingscentrum Qbus.” Op 21 mei 1976 passeert bij notaris Mr. M.C.J. Delen een statutenwijziging, waardoor de heer J.C. de Buisonjé (Hans) als eerste voorzitter officieel kon starten met een nieuw bestuur voor de Stichting V.J.V. Bollenstreek. De akte vermeldt nog dat, naar goed katholiek gebruik, het ontwerp van de statuten is goedgekeurd door de Bisschop van Rotterdam. Na twintig jaar is het VJV in 1988 opgeheven. Delen van het werk zijn ingebracht in de Basiseducatie dat na korte tijd is opgegaan in Regionale Opleidings Centra (ROC). Het aanbod bestond vanaf dat moment alleen nog uit basisvaardigheden in lezen, schrijven, rekenen en sociale vaardigheden.
Veel gebruikte Qbus sticker
Enkele gedachten over het Vormingswerk voor Jong Volwassenen
Volgens de statuten stelt de nieuw opgerichte stichting zich ten doel één of meer centra te creëren waar de jonge mens met anderen kan werken aan de ontplooiing van zichzelf om: a. duidelijker zicht te krijgen op zichzelf in de maatschappij, b. doelgerichter te kunnen werken aan zijn levensomstandigheden, c. een eigen bijdrage te kunnen leveren aan de ontwikkeling van de samenleving, zodat hij beter kan voldoen aan zijn opdracht als mens.
Het bestuur heeft veel tijd besteed aan de vraag hoe de doelstelling in de praktijk vorm te geven. Bij het concretiseren van de doelstelling werd zoveel mogelijk aangesloten op de behoeften van de jongeren uit de doelgroep en passend bij de Bollenstreek van de jaren zeventig. Qbus moet een ontmoetingsplaats zijn voor mensen en gedachten, maar mag het vormingswerk niet in de weg zitten. Hier ligt de verbinding met Qbus als Open Jongerencentrum. Later zal blijken dat deze ideale samenhang niet is vol te houden en zullen vormingswerk en jongerenwerk ieder hun eigen weg gaan.
Het bestuur heeft de idealistische overtuiging: “dat de huidige maatschappij vraagt om mentaliteitsverandering, daar de mens zijn heil niet kan bereiken zonder de ander of ten koste van de ander, maar alleen door (ook) het heil van de ander na te streven”. Bescheiden wordt toegevoegd dat dit natuurlijk nog geen blauwdruk geeft voor de manier waarop Qbus moet opereren. De middelen zijn in de begintijd beperkt. Een ruimte, die veel en veel te klein is, een staf van drie personen. Gelukkig is er wel een goede subsidieregeling en natuurlijk jongeren van 17 tot inmiddels 25 jaar die in Lisse en naaste omgeving wonen. Deze elementen moeten samen worden gebracht tot een optimaal functionerend Vormingscentrum. “Gooi de deur open, plak stickers op auto en lantaarnpaal, rijd rond met een geluidswagen, douw gele, groene en blauwe folders in alle zichtbare brievenbussen, zet koffie en ga zitten wachten op de dingen die komen zullen”. Het is voor het bestuur zaak frustratie te overwinnen, omdat keuzes gemaakt moeten worden. Niet alles kan, 6 of 7 groepen is het maximaal haalbare om te starten. Er komt een filmrooster met 6 films in het winterseizoen, er wordt geholpen bij het verzamelen van dekens voor de Portugese koloniën, en geprobeerd te starten met een derde-wereldkraam op de plaatselijke weekmarkt en hopelijk nog veel meer. Twijfel is er wel: “Is het wel de manier om tot vormingsactiviteiten te komen door cursussen te organiseren en af te wachten of er wat meer uitkomt?” Aangetekend wordt nog dat de overheid Qbus die kant uitduwt.
Democratie is in de geest van de tijd een belangrijk thema. Er is niet alleen een dagelijks bestuur maar ook een algemeen bestuur met z.g. deskundige functies voor zaken die voor Qbus van belang zijn zoals vertegenwoordiger naar de landelijke organisatie LOVJV en vormingsmethodieken en vertegenwoordigers van deelnemers en werknemers. In diverse commissies hebben naast leden van het bestuur ook deelnemers, stafleden en mensen van buiten zitting. De staf wordt niet alleen gevormd door betaalde maar ook onbetaalde medewerkers en kunnen door het bestuur belast zijn met administratieve, organisatorische of agogische werkzaamheden. De staf moet in staat zijn de activiteiten agogisch en methodisch verantwoord aan te bieden en te begeleiden en kunnen inspelen op individuele vragen van de deelnemer. Er moet natuurlijk wel geld binnenkomen om het werk mogelijk te maken daarom zal de (betaalde) staf prioriteit moeten geven aan het gesubsidieerde VJV-werk door het opzetten en begeleiden van cursussen en het maken van declarabele deelnemerscontacturen. De staf werkt met een jaarplan waarin op basis van afgeleide werkdoelen activiteitenplannen worden opgenomen. Tweemaal per jaar werd er geëvalueerd met de gehele staf en een vertegenwoordiging van de deelnemers. Om dit in goede banen te leiden kende elk centrum een centrumraad met bevoegdheden en taken vastgelegd in het Huishoudelijk Reglement. In de praktijk bleek het voor de centrumraden een heel leerproces om een duidelijke positie te verwerven in de organisatie.
Er is wel een knelpunt, de gemeenten waaruit deelnemers komen moeten volgens de Rijksregeling voor 25 procent het werk subsidiëren. Dat bleek in de praktijk een lastige opgave. Het rijk betaalde 70 procent per contactuur, de eigen bijdrage van deelnemers kon dan met 5 procent laag blijven. Dit was veel Bollenstreek gemeenten een brug te ver. Allerlei trucs werden door creatieve ambtenaren verzonnen om hier maar onderuit te komen. In de praktijk betekende dit dat de coördinator jaarlijks de belangrijkste gemeentebesturen af moest om ze als medefinancier te wijzen op hun verplichting een bijdrage te leveren aan het vormingswerk. Het tekort werd creatief opgelost met diverse acties zoals het ophalen van oud papier, organiseren van Qbusfestivals, rommelmarkten en het vragen van een hogere bijdrage aan deelnemers dan in de regeling was bedoeld.
Ontwikkeling VJV Bollenstreek en samenwerking
In september 1972 wordt begonnen met het geven van cursussen in de Stormbal aan de Vaartkade in Sassenheim. Dit initiatief is weinig succesvol gebleven en wordt uiteindelijk begin 1977 in overleg met de Stichting Interkerkelijk Jeugdwerk Sassenheim opgeschort en later beëindigt. In 1972 ontstaan ook ideeën over een VJV-Bollenstreek. Hierbij werd in eerste instantie gedacht aan een fusie met VJV-centrum De Mast in Noordwijkerhout. Het bleek echter niet zo eenvoudig om twee qua sfeer en deelnemers nogal verschillende centra aaneen te smeden. De fusieplannen verdwijnen voor onbepaalde tijd in de ijskast. Een samenwerking op stafniveau is gebleven. Er wordt afgesproken dat De Mast zich zal richten op het gebied ten westen van de spoorlijn Haarlem-Leiden: de Duinstreek. Qbus zal zich dan bezig houden met het gebied ten oosten van deze lijn. In september 1974 wordt er in Hillegom in samenwerking met een plaatselijke werkgroep en na overleg met het College van B&W gestart met het werkpunt Krebol een samensmelting van Kreatief bolwerk in het KWJ-gebouw, een ontmoetingsgebouw voor katholieke werkende jongeren. De K van katholiek was inmiddels gewijzigd in het meer eigentijdse ‘kritisch’, vaak geschreven als “krities”. Het initiatief is succesvol en groeit al snel uit tot een compleet centrum met een geheel eigen sfeer, vooral als in augustus 1975 de bovenverdieping van Villa Remina betrokken wordt.
In november 1975 besluit de gemeenteraad van Lisse na overweging van vele alternatieven tot nieuwbouw van Qbus aan de Ruishoornlaan, op de plaats van het huidige jongerencentrum De Greef, dat binnenkort gesloopt wordt. Het jongerencentrum beheert de kantinefaciliteiten in Qbus (en Krebol) en wordt in het nieuwe gebouw van Qbus ook medehuurder. Het is de bedoeling om via het jongerencentrum activiteiten te ontplooien waarvoor binnen het VJV beleidsmatig geen ruimte is. Gedacht wordt aan een jeugdsoos (14 tot 16 jaar) en diverse culturele activiteiten. Dit is alleen mogelijk als er duidelijke afspraken bestaan tussen beide stichtingen over wederzijdse verantwoordelijkheden. Helaas blijkt dat moeizaam te gaan vormingswerk en jongerencentrum zitten ondanks de hoge graad van verwevenheid van de beide besturen niet altijd op een lijn. Vooral tussen een aantal stafleden van het vormingswerk en spontane bezoekers van het jongerenwerk ontstaan geregeld spanningen over inrichting, geluidsoverlast, aanwezigheid, schoonmaak e.d. Deze problematiek is hardnekkig en blijft terugkeren.
De regionale pers volgt de bouwplannen op de voet. Weekblad, 23 februari 1977
Op zoek naar de doelgroep
Op zoek naar de doelgroep, mogelijkheden van programmeren, de effectiviteit van cursussen en redenen van stoppen wordt ook wetenschappelijk onderzoek verricht. Qbus is geïnteresseerd in voorwaarden voor kwaliteitsverbetering van het vormingswerk. Twee onderzoeken in samenwerking met studenten van het Pedagogisch Instituut van de Rijksuniversiteit Leiden kunnen hier worden genoemd Beiden gericht op het verzamelen van informatie over de doelgroep van het VJV-Bollenstreek aan de hand van de centrale onderzoeksvraag: “Welke zijn de interessen en de behoeften van de groep leerplichtvrije, niet schoolgaande jonge volwassenen in Lisse ten aanzien van hun vrijetijdsbesteding en in het bijzonder ten aanzien van het vormingswerk?” Het eerste onderzoek van mei 1976, was met name gericht op de interesse- en behoeftepatronen die tot uiting kwamen in het vrijetijdsgedrag. Met een enquête werd informatie verzameld over feitelijk gedrag en is naar een aantal algemene kenmerken gevraagd, zoals: leertijd, opleiding, enz. Een algemeen beeld dat bij dit onderzoek naar voren kwam was, dat vrije tijd midden jaren 70 voornamelijk werd besteed in de eigen vrienden- en familiekring. Hierbij lag de nadruk meer op gezelligheid dan op doelgerichte activiteiten. Studeren werd laag gewaardeerd. Verder bleek, dat ongehuwden vaker een cursus volgden dan gehuwden en dat er een sterke nadruk lag op scholingscursussen. Een ander opmerkelijke uitkomst was dat degenen die geen politieke voorkeur hadden, vaak passief waren in hun vrije tijdsbesteding. Televisiekijken of grammofoonplaten draaien scoorden hoog er werd ook weinig gedaan aan actieve sportbeoefening. Van de respondenten bestond de helft uit jongeren met een LBO-opleiding, terwijl de andere helft gelijkmatig over de resterende opleidingsniveaus gespreid lag. Op grond van dit onderzoek werd geconcludeerd dat het VJV in Lisse, waar het onderzoek ook plaatsvond, een functie kan en moet vervullen. Zeker in het aanbieden van mogelijkheden die leiden tot actief bezig zijn en meer ontwikkeling. Dit mocht echter niet uitmonden in een strak lesprogramma met een schools karakter ten koste van de gezelligheid. Vooral de groep met een lager opleidingsniveau diende meer aandacht te krijgen. Een tweede onderzoek in mei 1977 verzamelde informatie omtrent de leer-oriëntatie en -motivatie. Ook deze respondenten hadden over het algemeen een lagere opleiding. Slechts 13% had als hoogst afgemaakte opleiding: MMS, HAVO of VWO. In dit onderzoek werd de geïnterviewden gevraagd naar een aantal redenen om te leren en in hoeverre deze voor hen belangrijk waren. Ook hier komen het samen iets doen en ontspanning als belangrijke factor naar voren. Gezellig bij elkaar zijn, algemene ontwikkeling, kleren en sieraden maken, E.H.B.O. stijldansen, films kijken, fotografie, pottenbakken en Engels werden veel genoemd.
Onderwerpen als huwelijksproblemen, kunstgeschiedenis, rekenen, iets uitbeelden door beweging, ontstaan van huurverhogingen, meditatie en het maken van een krant konden op minder belangstelling rekenen. Het bestuur concludeert hierop dat onderwerpen met “een iets meer intellectuele inslag” een duidelijke grens aangeven tot onderwerpen die voor de doelgroep herkenbaar zijn. Dit wordt meegenomen in de programmering bij de verbetering van de kwaliteit van het werk en het beter aansluiten van activiteitenkeuze en methodische aanpak.
Gekozen wordt het aanbod primair te richten op mensen met een lager opleidingsniveau. Zowel vanuit een ideëel als praktisch motief. Deelnemers hebben volgens Qbus veel moeite met “het verkrijgen van een eigen beeld op zichzelf in de samenleving en het vinden van eigen antwoorden”. Daarbij wordt gedacht aan vragen als: “hoe sta ik tegenover mijn werk, collega’s, vrienden, ouders, maatschappelijke ontwikkelingen?” Minder onderwijs geeft minder kansen om in situaties te komen die bewustwording van eigen tekorten toestaan of stimuleren. Vaak is er weinig vertrouwen in eigen mogelijkheden en blijven deelnemers steken in vooroordelen en een gevoel van machteloosheid.
Coördinator Jan van Hensbergen tijdens een studieweekend van centrumraden en bestuur
Qbus wil de doelgroep in staat stellen om eigen tekorten bewust te worden en op te heffen. Er wordt ingezet op emancipatie, tot deelnemers die zich kritisch bezinnen, weerbaar zijn en zelfstandig(er) en waardig(er) een positie in de maatschappij innemen. Onafhankelijk zijn in functioneren, oordelen, keuren, voelen en beslissen. Bij de gekozen leer- en werkdoelen wordt een driedeling gemaakt naar cognitieve (kennis), houdings- en vaardigheidsaspecten. Dit wordt breed geïnterpreteerd: van waardering van eigen mogelijkheden en bekwaamheden, interesse voor elkaar, verantwoordelijkheidsbesef, geloof in veranderbaarheid, kritische benadering van oordelen en vooroordelen tot vaardigheden als leren formuleren van gedachten, luisteren naar elkaar, samenwerken, kritisch waarnemen en nadenken, verantwoording dragen en organisatievermogen. Natuurlijk mogen kennisaspecten in programma’s niet ontbreken dit loopt uiteen van Nederlandse (spreek)taal tot werkeloosheid, milieu (ook toen al), huisvestingsproblematiek, positie van de vrouw, opvoeding, seksualiteit en buitenlandse werknemers en politiek.
Om actieve deelnemers van het vormingswerk meer te kunnen binden en boeien dan alleen met de reguliere activiteiten was er het befaamde jaarlijkse Pinksterweekend, een combinatie van sociale en vormende activiteiten met een actief en sober karakter in de ambiance van kamperen bij de boer. Ik herinner mij als oud deelnemer, dat het reuze gezellige en vermoeiende weekenden waren waar veel kon en weinig gek gevonden werd. Zoals passend in die tijd werd er veel en lang doorgepraat over wie je bent en wat je kunt zijn in je relatie met de buitenwereld. Vanzelfsprekend was het nooit de bedoeling hier een sluitend antwoord op te vinden. De kosten werden laag gehouden, geld mocht geen drempel vormen om mee te kunnen.
Pinksterweekend midden jaren zeventig met deelnemers, links staande mijzelfen zittend Jan van Hensbergen
Qbus in de brand en uit de brand
Eind juli 1977 kreeg Qbus een grote tegenslag te verwerken. Het nieuwe onderkomen van Qbus aan de Ruishornlaan brandde nog voor het in gebruik genomen kon worden geheel af, waarschijnlijk door moedwillige brandstichting. Het gebouw was lang gewenst en moest een belangrijke bijdrage leveren aan de verdere ontwikkeling van het jongeren- en vormingscentrum. Na bijna 8 jaar op de bovenetage van Openbare Werken aan de Kanaalstraat ingewoond te hebben, was door de gemeente Lisse besloten dat Qbus een eigen vrijstaand (semipermanent) gebouw verdiende, goed zichtbaar voor iedereen die vanuit het dorp naar de Poelpolder reed, met een eigen parkeerterreintje en voldoende stallingruimte. Ruim een jaar later is de herbouw zover dat er zicht is om binnen een aantal maanden te kunnen verhuizen.
Het gebouw is rolstoel toegankelijk en beschikt naast ruimtes voor de administratie en stafmedewerkers over een keuken, toiletten voor invaliden, toiletten en zelfs douches.
Daarnaast werkruimtes voor “natte activiteiten “, een doka en ruimte voor ontmoeting met een bar. Door een vouwwand kan hierin een derde activiteitenruimte worden gecreëerd. Er is volop gelegenheid voor vergaderingen van centrumraad, staf, bestuur en projectgroepen. Ook een grote berging ontbreekt niet. Aan de ontmoetingsruimte grenst een grote werkruimte met parketvloer voor volksdansen , yoga, exposities, filmvoorstellingen etc. Het gebouw is tot stand gekomen in goed en uitvoerig overleg met de gemeente Lisse. Beperkingen werden gevormd door de beperkte subsidiemogelijkheden van het ministerie en de voorkeur bij de gemeente voor semipermanente bouw. De gemeente Lisse heeft financieel ruimhartig bijgedragen. De rijkssubsidieregeling, ging ervan uit dat een maximum huurbedrag van 75 gulden per vierkante meter voldoende was voor een gebouw waar redelijke eisen aan gesteld mogen worden. Dit kon ook midden jaren zeventig al niet uit in de Bollenstreek. Een rekensom leert, dat het gebouw de gemeente Lisse zonder grondkosten het dubbele en met grondkosten bijna driemaal het maximum bedrag heeft gekost.
Het afgebrande Qbus aan de Ruishornlaan en het gesloten nieuwe jongerencentrum Magnifiosi, later De Greef
Duinstreek, 3 augustus 1977
Qbusfonds
Om Qbus financieel uit de brand te helpen is met de nodige creativiteit een steunstichting opgericht die als ANBI stichting tot op heden nog steeds actief is. Stichting Qbusfonds is opgericht op 29 december 1977. Het fonds heeft via het ophalen van oud papier, loterijen en het organiseren van rommelmarkten een kapitaal opgebouwd en steunt met kapitaalwinsten door beleggingen diverse projecten die te vinden zijn op de website van het Qbusfonds (https://www.Qbusfonds.nl). Het Qbusfonds stimuleert en ondersteunt sociaal, cultureel en educatief werk voor jongeren in de bollenstreek. De Stichting is er ook voor financiële ondersteuning binnen het jongerenwerk waarin niet door een overheid wordt voorzien. Het bestuur bestaat uit mensen die hun sporen in het jeugd- en jongerenwerk hebben verdiend in de afgelopen 40 jaar. Het bestuur van Stichting Qbusfonds wordt op dit moment gevormd door: Laurens van Schie voorzitter, penningmeester Dirk van de Reep en secretaris Merijn de Buisonjé. De bestuursleden ontvangen geen vergoeding voor hun werkzaamheden.
Lot voor loterij ten behoeve van het Qbusfonds, na de brand was er veel geld nodig
Veel steun vanuit Lisse voor de gedupeerde organisaties. Duinstreek, 24 augustus 1977
Stichting School voor Volwassenen
Vanaf 1973 zijn er in Qbus groepen (huis)vrouwen geweest, zoals dat toen werd beschreven, die in cursusverband overdag of ’s avonds activiteiten volgden. Toen in september 1975 de vraag om overdag cursussen te kunnen volgen zo groot bleek, met name van mensen boven de subsidiabele leeftijd van 27 en later 30 jaar, dat het ten koste zou kunnen gaan van het VJV-werk, is er een initiatiefgroep gevormd om te komen tot een verzelfstandiging van het werk voor volwassenen. In het seizoen 1976/1977 presenteerde de “School voor Volwassenen” zich met een uitgebreid programma, waar grif op ingeschreven werd. De voorzitter van het bestuur nam de taak op zich om Qbus te vertegenwoordigen in de nieuwe stichting met als doel de relatie te behartigen. Het bestuur achtte een goede relatie en diepgaand contact met deze nieuwe stichting van zeer groot belang. Er waren veel raakvlakken en wanneer er geen afstemming kon plaatsvinden van elkaars activiteiten, zou dat niet alleen verwarring geven bij deelnemers, maar ook tot een onnodige verspilling kunnen leiden van tijd en energie. Overlapping van elkaars activiteiten lag niet direct voor de hand, omdat de School voor Volwassenen in haar programma-aanbod meer appelleert aan de behoefte aan scholing in cognitieve vaardigheden, dan het vormingswerk aanbood.
Een aantal deelneemster van het eerste uur aan cursussen van de School voor Volwassenen
Gebruikte bronnen
De Landelijke Organisatie Vormingswerk Jong Volwassenen:
“Beleidsuitgaven en doelstellingen met betrekking tot de nieuwe educatieve voorzieningen” (juni 1976).
“Nota personeelsbeleid” (december 1976)
“Onderhandelingspakket Interim Subsidiesysteem” (juni 1978)
“Beleid t.a.v. nieuwe educatieve ontwikkelingen” (juni 1978)
“Vrije tijd: wat willen we ermee?” deel 1 en 2. Eigen onderzoek JV Bollenstreek.
Stichting Vormingswerk Jonge Volwassenen Bollenstreek:
Beleidsnota VJV Bollenstreek, verslagen van bestuurs- en centrumraden.